Er zijn veel verschillende soorten wasmiddel op de markt. Je hebt poeders, vloeistoffen, capsules, tabletten en dan hebben we het nog niet eens gehad over wasverzachters, wasballen, wasnoten en wasdoekjes. Dit kan de vraag oproepen: waar moet het wasmiddel in? Met deze handige tips weet je straks precies welk type wasmiddel waar precies in moet.
Waspoeder
Wanneer je gebruik maakt van wasmiddel in poedervorm, doe je deze altijd in het daarvoor bestemde laatje van je wasmachine. Als je het poeder namelijk in de trommel bij je was doet, concentreert zich het poeder te veel op één plek en wordt de rest van je was niet goed schoon. In het laatje van je wasmachine zijn meerdere vakjes te zien met verschillende icoontjes. Deze geven aan wat waar moet. Om zeker te weten dat je het waspoeder in het juiste vakje doet, kun je het beste de handleiding van je wasmachine opzoeken. Over het algemeen geldt dat je het wasmiddel voor de hoofdwas in het grootste vak doet. Waspoeder is vooral geschikt voor echt vuile was met bijvoorbeeld gras of wijnvlekken.
Vloeibaar wasmiddel
Ook vloeibaar wasmiddel giet je in het grootste vakje van het laatje wanneer je dit gebruikt voor de hoofdwas. Je kunt het vloeibare wasmiddel echter ook in een hiervoor bedoelde dispenser gieten. Deze worden ook wel wasballen genoemd. Hier giet je het wasmiddel in en dit plaats je vervolgens bovenop je was.
Vloeibaar wasmiddel is ook verkrijgbaar in tablet- en capsulevorm. Dit zijn kleine zakjes wasmiddel die je onderin je wastrommel plaatst en waar je de was bovenop legt. Een voordeel van vloeibaar wasmiddel is dat het niet hoeft op te lossen en dus zeer geschikt is voor de kortere wasprogramma’s.
Wasnoten
Wasnoten zijn biologisch afbreekbare balletjes die je kan gebruiken om mee te wassen. De verbruikte wasnoten kun je achteraf gewoon op je composthoop of in de biobak gooien. Als je hiermee gaat wassen, doe je de wasnoten samen in een stevig dichtgebonden zakje dat je vervolgens in de trommel bij het wasgoed legt. De wasnoten zijn zeer geschikt voor mensen met een gevoelige huid en/of allergieën. Na afloop voelt de was zacht aan. Gebruik dan ook géén wasverzachter te gebruiken in combinatie met de wasnoten. Als je wast op lage temperaturen kun je de wasnoten tot twee keer toe gebruiken.
Symbolen op je wasmachine
Je kunt het wasmiddel dus óf in het laatje van je wasmachine doen óf je plaatst het in de trommel. In het eerste geval kijk je naar de symbolen op het laatje. Deze geven aan welk wasmiddel erin kan. Zoals we al benoemden is het grootste vak vaak bedoeld voor het wasmiddel dat je voor de hoofdwas gebruikt. Het kleinere vak is voor de voorwas. De voorwas doe je wanneer je erg vieze was hebt die eerst geweekt dient te worden. Deze vakken worden (vaak) aangegeven met de symbolen I en II. Hiermee is de II het vak bedoeld voor de hoofdwas en I het vak voor de voorwas.
Naast het vakje voor de wasverzachter staat (vaak) een bloemetje óf een sterretje.